Travel
Journal
Het laatste hoofdstuk: Cebu
In Filipijnen
Op naar het volgende hoofdstuk: Cebu. In de Lonely Planet lazen we al dat Cebu City een miniatuurvariant is van Manilla en inderdaad, ook deze stad kwam direct over als lawaaierig, onoverzichtelijk en vies. We aten wat bij een restaurant die de gids met een ster aanbeval, maar het bleek een vreetschuur bij tl-licht te zijn. Als fijnproever heb je in de Filipijnen niks te zoeken, zoveel is zeker. Ons plan was om zo snel mogelijk weer uit Cebu te vertrekken en dus pakten we de volgende ochtend de ferry naar het eiland Bohol. We upgraden onze ferryrit naar businessclass – dat scheelde een euro – en zaten helemaal alleen voorin de boot. Na aankomst werden we belaagd door taxichauffeurs die ons voor krankzinnige bedragen het eiland wilden laten zien. Nee bedankt, wij gaan wel met het normale volk in de normale bus. Hutje mutje begonnen we aan onze tocht naar het zuiden. De bus reed met een enorme snelheid en stopte zo nu en dan om iemand (al dan niet met een bizarre hoeveelheid bagage) in te laten stappen. Aan de kant van de weg stak een man zijn hand op. De 30 bezems die hij bij zich had werden, huppetee, zo het dak op gegooid. En door!
“Hebben jullie die nodig dan?”
Na aankomst in Tagbilaran zochten we het motor- en scooterverhuurbedrijf dat werd aangeprezen in de Lonely Planet. We waren namelijk van plan de wildernis van dit eiland per scooter te ontdekken en het tarsier diertje, een soort piepklein aapje, in het wild te bewonderen. Nu wisten we al dat alles wat in de gids met een sterretje gemarkeerd staat niet direct top notch hoeft te zijn, maar dit sloeg alles. We waren in de goede straat en bij het goede nummer, maar verder wees niks erop dat we hier goed zaten. Geen naambordje van het bedrijf, niks. Omdat het inclusief een hele uitgebreide beschrijving in de gids staat verwacht je bij een fatsoenlijk bedrijf aan te komen, maar in werkelijkheid stelt het dus geen zak voor. Er kwam iemand aangelopen die ons een steegje mee in nam en inderdaad, daar stonden de tweewielers. We huurden twee motoren – de scooters waren op – maar wilden voor we vertrokken toch ook wel graag een helm op ons hoofd. “Hebben jullie die nodig dan?”
Vuurvliegjestour
Iets veiliger dan mijn encounter met de aapjes leek ons de vuurvliegjestour. Na zonsondergang stapten we in een piepklein bootje en vaarden we over de rivier. Volle maan, een prachtige sterrenhemel, het silhouet van de palmbomen en het zachte geluid van de peddel door het water: oef, dit was behoorlijk romantisch allemaal. Ondertussen knepen we onze ogen tot spleetjes op zoek naar een vuurvliegje. Ja! Daar ging er een! Een klein flitsend lichtje scheerde over onze boot. “Kijk, daar zitten ze”, fluisterde onze gids, wijzend op een boom die pulseerde van het licht. Als een natuurlijke golfbeweging ‘knipperen’ de vliegjes uit en aan. Alweer zo’n mooie ervaring.
De volgende ochtend stapten we op de motor in de hoop het tarsier diertje te bekijken. Meteen bij binnenkomst van het Tarsier Wildlife Sanctuary hadden we het al gauw in de smiezen: dit is niks voor ons en al helemaal niks voor de diertjes. Hoe schattig en hoe leuk ze ook om te zien zijn, we voelden ons vies. Ze hebben duidelijk veel meer rust en ruimte nodig dan die ze nu krijgen met al die loerende toeristen om zich heen. Bij binnenkomst botsten we bijna tegen een Chinees die daar met een gigantische lens een beestje stond de fotograferen. Drie man personeel probeerde hem daar al fluisterend (het zijn nachtdieren) en met wilde handgebaren weg te krijgen, maar hij deed alsof hij geen Engels sprak, haalde zijn schouders op en fotografeerde gewoon door. Toen we verder liepen zagen we een toerist een klein cameraatje vlak voor het beestje houden en recht in zijn ogen flitsen. Mijn hart brak. De naam ‘sanctuary’ was in dit geval dus erg misleidend. We hadden verwacht zelf op zoek te moeten naar de beestjes in een groot natuurgebied, maar in feite wordt er een stoet toeristen langs een route geleid en worden de beestjes met een stok voor je aangewezen. Voor de mensen die naar Bohol gaan en het beestje willen zien raad ik het dus helaas af om hier naartoe te gaan. De beestjes zijn ontzettend schattig, maar naderhand voelden we ons zo rot. Met hun grote ogen lijken ze te willen zeggen: laat me met rust.
Anda Beach
Op aanraden van het verhuurbedrijf reden we langs de kust richting Anda Beach, gelegen aan de andere kant van het eiland. Eenmaal daar aangekomen hadden we eigenlijk geen flauw idee waar we naartoe moesten. Een aardige Filipijnse vrouw hielp ons al snel met onze zoektocht naar een geschikte slaapplaats. “Zou dit iets zijn misschien?” Kleine huisjes vlak aan het strand en verder helemaal niets. We waren op slag verliefd. Beneden het keukentje en de badkamer, boven was een vide waar je sliep. Zo ongelooflijk knus! Ons eigen huisje voor een nacht!
Na een prachtige zonsopgang op een van de meest langgerekte stranden die ik ooit heb gezien zette onze tocht zich voort door het binnenland van Bohol. Toeristische trekpleister Chocolate Hills viel ons nogal beetje tegen en dus reden we snel door. We hadden meer hoop gevestigd op de Loboc River, een prachtige blauwe rivier omringd door palmbomen en ander groen. Omdat het einde van onze reis nadert besloten we de nacht in een wat luxer resort te spenderen. Wat was dat fijn. Super de luxe houten hutten op vlonders, tsjirpende krekels, kleurrijke bloemen, een fatsoenlijke douche en een heerlijk comfortabel bed (EINDELIJK!). Lex lag al gauw in het zwembad en met mijn camera maakte ik een rondje over het terrein. Erop af: een eindje verderop zag ik een fotogeniek bruggetje. Ineens zag ik twee apen het bruggetje oversteken. Zodra ik een dier zie ga ik al gauw in ‘aaaaah wat schattig-modus’ en dus liep ik nietsvermoedend op de aapjes af om een foto van ze te maken. Ze waren hartstikke schattig, tot ze plotseling aanvallend op me af vlogen. In een poging te laten zien dat ik hier toch echt de grootste primaat ben stootte ik nog een soort: “WRRRRRAAAAWH!” uit, maar in feite was ik doodsbang en rende ik weg.
Eenmaal terug in Cebu kwamen we als twee bezwete backpackers aan in het luxueuze Lex Hotel. Infinity pool, comfortabele bedden, alles erop en eraan. Met onze verwarde haren en teenslippers vielen we behoorlijk uit de toon in deze chique lobby. We zouden ons laatste nachtje in stijl en comfort doorbrengen. Helaas voor ons kon de man achter de balie onze reservering niet vinden. Wat bleek? We hadden ons een dag vergist. We gingen morgen helemaal niet naar huis, maar overmorgen. Toen we om de hoek een pizza aten vroegen we een groepje jonge mensen aan de tafel naast ons om tips voor onze laatste dag. Het bleken kunstenaars te zijn en ze nodigden ons de volgende dag uit bij hun atelier. Een fantastische plek, waar we van een van hen een heel groot schilderij kochten. Beste souvenir ooit! Straatkunst is enorm in Cebu en door de hele stad vind je prachtige kunstwerken van deze mensen.
Blessing in disguise
Ik hou van die toevalligheden in het leven. Dingen die eerst mis lijken te gaan, maar die een blessing in disguise blijken te zijn. Onze reis zit er vol mee. Geen slaapplek kunnen vinden in El Nido, maar daardoor mee kunnen met de Tao Expedition. Je een dag vergissen, maar daardoor de tofste straatkunstenaars van de stad tegen het lijf lopen. Wat een avontuur. Op reis voel ik dat ik leef. En dat gevoel koester ik zo enorm.